Rembrandt als plaatsnijder

A. Bredius


Oud Holland, 27, 1909 pp. 110-114
Related person: Rembrandt
Titus van Rijn was 22 December 1664 te Leiden. Hij had daar voor Rembrandt een kleine erfenis te ontvangen die het huishouden o zoo goed gebruiken kon. Maar hij schijnt nog niet geslaagd te zijn. Eerst 5 Febr. 1665 zou hij van zijn vader een volmacht krijgen om het geld, dat "zijns vaders zusters zoon" hem nagelaten had, van heeren Weesmeesteren te Leiden te incasseeren. Zoo door Leiden wandelende, wordt hij ingeroepen bij de gebroeders van Gaesbeeck, bekende uitgevers aldaar. De eene, Daniel vraagt hem : Weet gij niet een goed graveur? Wij hebben een portret te "snijden" maar het moet uitstekend worden, niet zoo middelmatig als dit prentje van Pieter Holsteijn.

Wel ja, zegt Titus, mijn vader, die graveert best. Wat? zegt Gaesbeeck ik heb alleen maar gehoord, dat hij etst. Neen, antwoordt Titus, hij "snijdt" even goed. Hij heeft nog laatst een "vrouwtje" gesneden, waar alle kenners vol van zijn.

Nu als dat zoo is, zegt Gaesbeeck, laten wij dan naar Doctor Hendrik van der Linden gaan. Die wil, voor een boekje 1) dat wij gaan uitgeven van zijn beroemden vader, een portret hebben dat naar een schilderij van Abraham van den Tempel 2) moet gegraveerd worden. Maar het moet gegraveerd, niet geëtst worden.

En zij wandelen naar van der Linden. Daar wordt weer het portretje van Holsteijn vertoond, Titus belooft dat zijn vader het oneindig beter zal doen en de zaak is beklonken.

Wie had gedacht, dat de oude Leidsche protocollen ons nog zulk een belangrijk bericht uit Titus' eigen mond zouden mededeelen overeen zaak die nog steeds meer of min onverklaard was gebleven!

Wat is toch hetgeval? Wij hebben het geschilderde, 1660 gedateerde portrét van van der Linden door van den Tempel en Rembrandt's bijna identieke prent. Men heeft nooit kunnen vermoeden, dat Rembrandt naar eene schilderij van een ander gewerkt heeft, en daarom vermeldt ook nog de Haagsche Catalogus bij de schilderij:
"Ce tableau est prèsque une copie exacte de l' eau-forte connue de Rembrandt, représentant le même savant (Bartsch No. 264)."

Nu blijkt de zaak omgekeerd: Rembrandt kreeg het portret van van den Tempel om er in veertien dagen een gravure na te maken.

Hier komen wij wêer tot een andere kwestie. Men heeft algemeen beweerd, dat REMBRANDT nooit gegraveerd heeft, nooit de burijn hanteerde, alleen wel eens met de koude naald werkte.

Titus zegt het tegenovergestelde. Maar waar is nu het "vroutgen met een pappotgen" ? Von Seidlitz plaatst Rembrandt's ets (of gravure) omstreeks 1653. Dit moet ruim tien jaren later zijn!

Waarom is Rembrandt's portret nu niet in Gaesbeeck's boekgekomen?

Omdat Rembrandt's manier van "snijden" zóó op etswerk geleek - misschien ook omdat hij er wel wàt by geëtst heeft - dat men het voor een ets aanzag, en hem denkelijk zyn werk onbetaald terug zond!

Dit is de eenige, maar ik geloof zeer waarschijnlijke verklaring.

Ik ken een dergelijk geval. De beroemde graveur Krüger te Berlijn maakte een gravure naar Rembrandt's broeder van het Mauritshuis voor dit tijdschrift. (Door een verzuim zijn de afdrukken helaas geheel en al mislukt op enkele na). Toen de heer Ph. van der Kellen die gravure zag, zeide hij dat het onmogelijk was, dat dit met de burijn gedaan was. Het moest met de etsnaald gemaakt zijn. En Krüger, en Bode, die dezen zag werken, verklaarden beiden plechtig, dat de geheele plaat uitsluitend met de burijn tot stand gekomen was.

Rembrandt, die altijd schilder bleef, ook by zyn etsen, en naar een schilderachtig effect streefde, hanteerde de burijn blykbaar even gemakkelijk als Krüger en wist er dezelfde efïecten mede te verkrijgen als met de etsnaald. Maar de Leidsche uitgevers waren even ongeloovig als Van der Kellen, en Rembrandt kreeg zyn plaat weer thuis.

Inderdaad is Rembrandt's prent geen gravure geworden zooals de Heeren Gaesbeeck die wenschten en oppervlakkig bezien, lijkt het geheel en al ets werk te zijn. Men heeft wel steeds gemeend dat er veel in gewerkt is met de drooge naald, en sommigen gelooven, dat men werken met de drooge naald ook "snijden" noemde.

In de handen van een kunstenaar als Rembrandt zal de burijn ook wel wonderen verricht hebben maar we moeten aannemen dat dit prentje toch niet geheel gegraveerd is.

Onder de prent was ruimte gelaten voor een fraai vers.

Hoewel niet geheel zonder eigen schuld liep ook deze kleine bestelling voor Rembrandt wêer op eene teleurstelling uit. Thans laat ik het woord aan den Leidschen Notaris D. Verhaghen:

Huyden den XXe Maert 1665 compareerde voor mij Nots .....d’Heer Henrick van der Linde, medicinae doctor, wonende binnen deser stede (Leiden)... . de welcke verklaerde by syne manne waerheyt in plaetse van eede ten versoucke van Daniel en Abraham van Gaesbeecq waer en waerachtich te wesen, dat op den "ije December laestleden hy by, aen en present is geweest dat de eerste requirant met eenen Titus van Rijn in bespreck was wegen het snijden van een effigie dat de Requiranten syne Van Ryn's vader soude laeten doen, dat mede in deselve discoersen hy deposant uytdruckelijck gehoort heeft dat de eerste Requirant en de voorn : Van Rijn finalyck syn geaccordeert dat de voorn : Van Rijn's vader de effigie soude moeten snijden dat tselve met seecker conterfeijtsel wel soude gelycken en dat hij Van Rijn's vader niet en soude mogen etsen maer moeten snijden, mede dat 'tselve veel beeter soude moeten gesneden sijn als seecker effigie die by eenen Pieter Holsteijn gesneden was, tot welck eynde den voorn: eerste Reqt de effigie bij de voorn: Holsteyn gesneden in syne deposants presentie de voorn: VAN RlJN verthoonde sijnde die effigie, die hy deposant op huyden gesien en waer onder hy tot een teecken der waerheijt syne naem om redenen gestelt heeft. Ende mede dat tselve in veertien dagen most syn gedaen.

Eyntlick en ten laetsten dat de voorn: VAN RlJN op het verthoonen van de voorsz. effigie by de voorsz. Holsteyn gesneden, antwoorde: dat is niet met al, mijn Vader sal het veel beter maecken , alles met sulcke of diergelijcke woorden in substantie.
Wijders niet enz.
Get: Hendrik van der Linden M. D.
(en getuigen)

Huyden den XXI Maert 1665 compareerde voor my Nots……Adriaen van Gaesbeecq ont omtrent XXiiijtich jaeren, woonende binnen deser stede...... dewelcke verklaerde by syne manne waerheyt ........ ten versoucke van Daniel en Abraham van Gaesbeecq boeckvercoopers binnen deser stede dat hij deposant op den "ij December laestleden by, aen ende present is geweest, dat de eerste Reqt. eenen Titus VAN Ryn aenriep, soo als deselve voorby syne huysinge quam gaen vragende hy eerste reqt. aen hem off hy niet een curieus plaetsnijder wist waerop hy Titus van Ryn antwoorde van Ja, myn vader snijt seer kurieus de voorn: eerste Reqt. daerop hebbende geantwoort : ick heb wel gehoort, dat U Vader ets maer niet van snyen, dit plaetje moet gesneden werden, heeft de voorsz Van Ryn daer weder op gesecht myn Vader snyt soo curieus als yemant en hij heeft nu onlanghs sulcken curieusen vroutgen met een pappotgen by haer hebbende gesneden dat al de wereld daerover genouchsaem is verwondert. Hy Reqt daerop hem Van Ryn thoonende seecker effigie gesneden by eenen Holsteijn synde jegenwoordich met int by den Heer Dr. Henrick van der Linden geteeckent met byvoegingh dat het beter most gesneden syn heeft hy Van Ryn daermede gelacht en rondelyck verclaert dat het selve by syn vaders werck niet en hadde (haelde ?) waerop gevolcht is dat hy getuyge heeft gehoort dat de Reqt met de voorn. Van Rijn resolutie naemen om ten huijse van de voorsz. Van der Linde te gaen gelyck sy daarop ten huyse tsaemen uytgingen.
Wijders niet verklarende enz.
get: Adriiaen van Gaasbeeck
(en getuigen)

1) De titel van dit werk luidt: Magni Hippocratis Coi opera omnia, graece et latine edita et ad omnes alias editiones accomodata industriâ Joan. Antonidae van der Linden Lugd. Batavor. Ap. Danielem, Abraham et Adriánum à Gaasbeek 1665 2 vol. in 8o. De opdracht aan Nic. Tulp, Franc, de Vicq, Arn. Tholincx, Guil. Piso, is geteekend door Hendrick Ant. van der Linden Joan . fil, 18 April 1665. Een portret van Hippocrates is gegraveerd door P. Philips, Het boekje is hoog 188, br. 112 mm. (in eengebonden ex) Rembrandt's prent 178 X 108 mm. Dr. Hofstede de Groot was zoo vriendelijk mij deze opgave te verstrekken!
2) Deze schilderij berust thans in het Mauritshuis te 's-Gravenhage.